Roemenië, een voor velen onbekend land. Het land van Dracula, van weeshuizen vol zielige kinderen en van criminelen die een beter leven bijeen proberen te stelen in het Westen. Dat vat wel een beetje samen waar veel mensen aan denken. Maar er is meer, dat had ik al gezien in 2006. De herinneringen die ik had bestonden uit prachtige natuur, bijzondere houten huisjes met schitterend versierde dakgoten en regenpijpen en heel vies eten: vet en overal orgaanvlees door heen (op de foto lijkt het nog wat, maar dit was zo’n beetje het vieste wat ik ooit in mijn leven gegeten heb). Ondanks dat laatste, besloot ik in het voorjaar van 2016 toch weer een keer naar Roemenië te gaan. In die tien jaar zou het gastronomische leven toch wel wat verbeterd zijn?
Gelukkig bleek dat inderdaad zo te zijn. Deze keer geen klagen over het eten. Mooie natuur en de mooie houten huizen waren er nog steeds, en meer. De reis begon met een busritje naar ons eerste hotel in Sinaia. We werden vrijwel direct losgelaten in de eetzaal, waar een buffet klaar stond inclusief bijzonder luid entertainment. De eerste kennismakingsgesprekken met reisgenoten verliepen moeizaam door de herrie, maar gelukkig konden we na het eten direct gaan slapen. De volgende ochtend begon de reis dan echt! De eerste stop was bij het Pelespaleis. Een beroemd, prachtig gelegen paleis waar ik zelf dacht nog niet eerder geweest te zijn. Maar al snel zag ik dat dat wel het geval was: ik herinnerde me nog de prachtige houten trappen en de spiegels van Italiaans glas.
Na de rondleiding door het paleis – met plastic zakjes als bescherming over de schoenen – was er tijd voor een kopje koffie. Lekkere Italiaans geïnspireerde koffie, zo bleek. Ik had een prima latte. Daarna reden we door naar Brașov, echt bekend terrein voor mij. En dat bleek maar goed ook, want we kregen zo weinig tijd dat én lunchen én de stad verkennen onhaalbare kaart was. Gelukkig had ik de vorige keer de stad heel uitgebreid verkend – vanuit de bus herkende ik diverse fotospots van toen – dus nu kon ik rustig met een reisgenote op een terras neerstrijken voor een lekkere pizza. Tien jaar geleden kreeg je dan een diepvriespizza, nu gewoon een echte. Na de lunch bezochten we gezamenlijk nog even de Zwarte kerk, waarna we doorreden naar Sighisoara, nu echt een nieuwe bestemming. Sighisoara blijkt een geweldig leuk stadje met heel veel kleur. We maakten een stadswandeling, die eigenlijk veel te kort was. Dit is een plek waar ik nog wel weer eens naar terug wil!
We sliepen in een hotel waar ik een knus kamertje had. Alleen de douche bleek een verrassing: niet alleen kwam er in eerste instantie donker roestbruin water uit, de straal had bovendien een overdonderende kracht!
Met het gevoel al heel lang onderweg te zijn, gingen we weer op pad in de vroege ochtend. Na een tijdje rijden stopten we bij Lacul Roșu, oftwel het rode meer, wat voor de Roemenen in de zomer een recreatieoord is. Nu was er, behalve de vele kraampjes met souvenirs niet veel te beleven.
Ik bestelde een kopje koffie – helaas uit een zakje deze keer – bij een perfect Nederlands sprekende Roemeense. Altijd leuk, zoiets. Op weg naar de bus zien we een kioskje, waar een opvallende ronde koek gebakken wordt. Een specialiteit van de Hongaarse minderheid in Roemenië, kurtoskalacs of ‘schoorsteenkoeken’ genaamd. In de bus krijgen we allemaal een stukje om te proeven.
Het is vandaag een dag om souvenirs in te slaan, want de volgende stop is er ook weer een waar het vol staat van de kraampjes. Deze keer staan ze in een indrukwekkende diepe kloof. Vervolgens rijden we door naar Târpeşti, waar we in een klein museum gaan lunchen. Er staat een lange tafel voor ons klaar in de serre en we eten lekker.
Na de lunch besluit ik niet de kunstwerken te gaan bekijken, maar het dorpje in te gaan. Een goede beslissing, het is een authentiek plattelandsdorpje waar ik rustig de huisjes kan bekijken. Ik kom een vrouw tegen die gebaart dat ze op de foto wil. Vervolgens weet ze me duidelijk te maken dat ik de foto moet opsturen, ze wil haar adres opschrijven. Haar kleindochter wordt er op uit gestuurd voor pen en papier. De hele conversatie gaat in het Roemeens, wat ik door de romaanse oorsprong verrassend goed blijk te begrijpen – veel herken ik uit het Portugees. Terug praten gaat wat lastiger, maar met een beetje Engels, een enkel Portugees woord en handen en voeten, gaat het prima. Ik hoop dat ze inmiddels de foto’s heeft ontvangen!
Dan hebben we nog een lange rit voor de boeg naar de eindbestemming, Campulung Moldovenesc. Onderweg stoppen we nog een keer langs de kant van de weg bij een mooi kerkje en zien we de eerste ooievaarsnesten. Aangekomen op de plaats van bestemming wonen we een kerkdienst bij in het plaatselijke kerkje. Het is Goede Vrijdag. De dienst zelf zie ik niet, het is mij te druk en te benauwd binnen. Na afloop loopt iedereen met kaarsen een mini-processie rondom de kerk. Leuk om te zien, maar helaas komt de regen met bakken uit de hemel.
Over de rest van de reis lees je in het volgende blog…