Afgelopen november reisden Carlo en ik een weekje door Egypte. Voor mij was dat een tweede bezoek, voor Carlo het eerste. In 2001 maakte ik een wat langere rondreis samen met een vriendin. Dat was toen voor mij de eerste keer buiten Europa: wat een indruk maakte die reis! Deels in positieve zin, want wat zijn al die opgegraven schatten en monumenten bijzonder, maar ook in negatieve zin. Nooit meer daarna ben ik zo opgelicht en nergens anders heb ik ooit nog zulke opdringerigheid ervaren, soms bijna bedreigend. Lees maar eens mijn verslag over meneer Fahti.

Dus een tweede bezoek zat niet direct in de planning, maar Carlo wilde graag een keer de piramides zien – een begrijpelijke wens. Mij leek het ook wel leuk te ervaren hoe ik er nu, 21 jaar en vele reizen later, naar zou kijken. Ik moet zeggen, deze keer heeft de weegschaal wat meer naar het positieve doorgeslagen: de kunstschatten zijn nog altijd even indrukwekkend, maar het land was schoner geworden en de mensen vriendelijker. Ja, er ligt nog steeds een bende rommel op straat, maar tegenwoordig kom je onderweg redelijk schone toiletten tegen met wc papier en zelfs water en zeep – dat was al die jaren geleden echt niet zo. En ja, opgelicht word je nog steeds, maar ik heb me nu geen moment onveilig of ongemakkelijk als vrouw gevoeld. Is het nu mijn favoriete land? Nee, maar wat blijft is de fascinatie voor de geschiedenis en het leven van de farao’s en de herinneringen aan de prachtige dingen die we gezien hebben. Hieronder een kleine, eerste impressie.